Maatregelen – Duwen en trekken
Er is sprake van duwen en trekken met het hele lichaam als een last handmatig in beweging wordt gebracht en over langere afstand wordt verplaatst zonder dat de last door de medewerkers wordt gedragen. De medewerker beweegt met de last mee in dezelfde richting.
Duwen en trekken op het werk komt vaker voor dan algemeen gedacht wordt en vervangt in toenemende mate het dragen van lasten.
Factoren die een rol spelen bij de duw- en trekbelasting zijn het gewicht van het transportmiddel (kar), de af te leggen afstand, de frequentie waarmee karren verplaatst worden, de eigenschappen van de kar en de eigenschapen van de ondergrond.
Belangrijke eigenschappen van de kar zijn onder andere de wielen. De grootte van de wielen, het materiaal van de wielen en het onderhoud van de wielen. Hoe groter de wielen, des te gemakkelijker een kar rijdt. Vuil, zand, touw of plastic op de lagers maakt het rijden heel zwaar. Een gladde egale ondergrond rijdt gemakkelijker dan een hobbelig zandpaadje of een pad met drempels en helling.
Duwen en trekken is minder belastend wanneer de houding zodanig is dat het lichaamsgewicht meehelpt om de kracht te leveren. Een gedraaide houding en asymmetrische krachtsuitoefening veroorzaken een extra belasting voor de lage rug.
Gezondheidseffecten
Duwen en trekken aan een transportmiddel is belastend voor de lage rug, armen en schouders. Hierdoor kunnen lage rugklachten en schouderklachten ontstaan.
Duwen is in het algemeen minder belastend voor de rug dan trekken.
Beoordelen
Er zijn algemene praktijkrichtlijnen voor het duwen en trekken van een last.
* Voor het in beweging brengen van een stilstaande last wordt een grens van 31 kg (310 N) gehanteerd. Dit wordt ook wel de aanzetkracht genoemd.
* Voor het op gang houden van een bewegende last wordt een grens van 22 kg (220 N) gehanteerd. Dit wordt ook wel de volhoudkracht genoemd.
Deze grens is gebaseerd op incidenteel (1x/dag) duwen en trekken van een last over een afstand van minder dan 7,5 meter, waarbij 90% van de mannen en 50% van de vrouwen geen klachten zullen ervaren. Voor regelmatig duwen en trekken, bijvoorbeeld 12x/uur gelden lagere grenswaarden, namelijk 26 kg als aanhoudkracht en 18 kg als volhoudkracht.
De duw- en trekkracht kan gemeten worden met een trek- en duwkrachtmeter (dynamometer) of unster. Veel organisaties hebben echter geen beschikking over een dergelijke krachtmeter. Er zijn meerdere methoden om te beoordelen of de trek- en duwbelasting te zwaar is. TNO heeft de Duw- en trekcheck (DUTCH) ontwikkeld. Daarnaast is er ook een KIM voor het beoordelen van de duw- en trekkracht.
Maatregel 1. Gebruik elektrische transporthulpmiddelen
Bij gebruik van transportkarren met een elektromotor kan de medewerker de transportkar met twee vingers te sturen, zelfs over tapijt.
Wanneer een rolcontainer zwaar beladen is bestaat de kans dat de maximale duw- en trekkracht overschreden worden. Om dit te voorkomen is het gewicht van een rolcontainer in optimale omstandigheden maximaal 400 kg wanneer deze incidenteel (1x/dag) verplaatst wordt. Maak bij overschrijding hiervan gebruik van een elektrisch trekkarretje waarmee een of meerdere rolcontainers (gekoppeld) verplaatst kunnen worden.
Bij laden en lossen van een vrachtwagen wordt vaak gebruik gemaakt van een palletwagen.
* Een elektrische palletwagen is veel lichter in gebruik en daardoor ook sneller.
* Een elektrische schaarpompwagen heeft het bijkomende voordeel dat de pallet op een goede pakhoogte gezet kan worden zodat de medewerker bij eventueel ompakken een goede tilhoogte kan aannemen.
* Een handpalletwagen met een extra aandrijfkracht heeft een hendel op de handgreep waarmee een mechanisme wordt geactiveerd dat in verbinding staat met de stuurwielen. Bij indrukken op de hendel wordt kracht overgebracht op de stuurwielen en de palletwagen op gang gebracht.
Voorwaarde is dat de vrachtwagen voorzien is van een laadklep en dat de goederen op een pallet staan.
Effect
Bij gebruik van elektrische transportmiddelen hoeft de medewerker geen duw- en trekkracht te gebruiken. Hij hoeft slechts te begeleiden.
Maatregel 2. Zorg voor de juiste transportmiddelen
De werknemer kiest de juiste wagen voor de beoogde toepassing. Niet op iedere locatie zijn alle hulpmiddelen voorhanden. Als elektrische transportmiddelen niet voorradig zijn én als uit nadere inventarisatie blijkt dat de grenswaarden niet overschreden worden, maakt de medewerker gebruik van een handmatig te verplaatsen transportmiddel.
Voorbeelden van de transportmiddelen die aanwezig kunnen zijn:
* Rolcontainer: Rolcontainers worden gebruikt bij het aan- en afvoer van goederen. Rolcontainers dienen niet in de bereidingsruimte gebruikt te worden.
* Serveerwagen: Serveerwagens zijn bij voorkeur voorzien van twee zwenkwielen en twee bok (vaste) wielen. Serveerwagens worden gebruikt voor het rondbrengen van drank en voeding.
* Lowerator of stapelautomaat (verrijdbaar): Verrijdbare lowerators of stapelautomaten zijn handig voor opslag van bladen, borden en korven, vooral omdat ze ook geschikt zijn voor de uitgifte ervan.
* Regaalwagen: Regaalwagens (wagens waarin opgemaakte borden of dienbladen geplaatst kunnen worden) kosten geen werkbladruimte en maken het transport van bereide gerechten naar de counter of koelcel gemakkelijk. Daarnaast bestaan er wagens om ingezamelde vaat in op te slaan.
* Steekwagen: Voor het verplaatsen van zware goederen die op de grond of pallet staan kan een steekwagen een uitkomst bieden. Zorg ervoor dat de steekwagen niet te vol geladen wordt en dat de zwaarste lasten onderop staan.
* Koffiewagen: Een bijzonder soort wagen is de koffiewagen. Het kan variëren van een gewone wagen met daarop een koffiecontainer en wat kopjes, tot een speciaal voor koffie gebouwde verrijdbare automaat.
* Palletwagen: De handpalletwagen (pompwagen) is bedoeld voor horizontaal pallettransport.
* Onderstel op wielen: Er zijn diverse onderstellen op wieltjes (ook wel dolly/trolley/hondje genoemd). Ze zijn geschikt om gestapelde dozen of kratten te verplaatsen.
Effect
Door gebruik van het juiste transportmiddel worden de goederen op een veilige en gezonde manier verplaatst.
Maatregel 3. Gebruik ergonomische, goed onderhouden karren
Voor alle karren is de keuze van de wielen erg belangrijk:
* Een grote kar heeft bij voorkeur twee vaste wielen en twee zwenkwielen. Hiermee kun je gemakkelijker grotere afstanden mee rijden. De kar is koersstabiel. De zwenkwielen zitten aan de kant van de duwbeugels. Een klein karretje of onderstel op wielen is geschikt voor vier zwenkwielen. Deze manoeuvreren gemakkelijker.
* De wielen zijn bij voorkeur groter dan 12 cm in doorsnede. Hoe groter en hoe zwaarder de kar, des te groter de wielen. Grote wielen hebben minder rolweerstand en rijden gemakkelijker en lichter.
* De wielen moeten passen bij de ondergrond en de last. Op een harde egale ondergrond zonder of met een enkele drempel zijn harde wielen het meest geschikt. Bij een oneffen ondergrond en zware belading rijden karren met luchtbanden en kogellagers beter.
* Wanneer de vloer niet vlak is en uit hellingen bestaan of wanneer de kar vanuit een vrachtwagen op een laadklep komt te staan, is het belangrijk dat de wielen vastgezet kunnen worden met een rem.
De kar bevat duwbeugels:
* Duwbeugels zijn bij voorkeur verticaal op de kar geplaatst zodat medewerkers van verschillende lengte de wagen kunnen duwen.
* Horizontaal geplaatste duwbeugels zijn op borsthoogte aangebracht.
* De duwbeugels bevinden zich aan de kant van de zwenkwielen.
De karren worden goed onderhouden:
* Verwijder regelmatig vuil rondom de lagers, zodat de wielen soepel rijden.
* Karren met een mankement worden direct uit het proces gehaald en onderhouden/gerepareerd.
* Loop ieder jaar alle karren na op mankementen, beschadiging en slijtage.
Effect
Een goed onderhouden kar met de juiste wielen en duwbeugels rijdt gemakkelijker en minder zwaar. Dit verlaagt de kans op overbelasting en lichamelijke klachten.
Maatregel 4. Zorg voor drempelplaat/oprijplaat/drempelvrije route
Oprijplaten worden gebruikt bij het laden en lossen van vrachtwagens. Hoogteverschillen in het magazijn en naar de laadruimte worden hiermee overbrugd. De route die de karren afleggen is zoveel mogelijk drempelvrij. Als dat niet het geval is dan worden drempelplaten gebruikt bij het rijden met karren. De werkgever dient bij hoogteverschillen drempelplaten ter beschikking te stellen.
Effect
Minder duw- en trekkracht, dus minder fysieke belasting. Een verminderd risico op lichamelijke klachten.
Maatregel 5. Maak afspraken over belading rolcontainers/pallets
Maak afspraken met leveranciers over de maximale stapelhoogte op pallets en in rolcontainers om hoog tillen te vermijden. De stapelhoogte is niet hoger dan 175 cm, zodat medewerkers niet boven schouderhoogte hoeven te tillen.
Maak afspraken met leveranciers over de maximale belading van rolcontainers en pallets. Het gewicht van de rolcontainer inclusief de belading is maximaal 400 kg bij incidenteel verplaatsen (1x per dag over <8 meter) onder optimale omstandigheden. Voorwaarde is dat de rolcontainer goed onderhouden en de vloer vlak is (zie maatregel 3). Het maximale gewicht van een pallet is 600 kg onder dezelfde voorwaarden.
Belaad rolcontainers zoveel mogelijk gelijkmatig, zodat de wielen evenredig belast worden. Plaats zware goederen onderop en lichte goederen boven. Bij rolcontainers bestaat de kans dat bij veelvuldig verkeerd beladen de kooi scheef komt te staan. Dit maakt het verplaatsen van de kar extra belastend. Let op de kwaliteit van de rubber spanbanden die om de lading van de rolcontainer zitten.
Effect
Door een minder zware en minder hoog beladen kar of pallet is de kans op lichamelijke blessures kleiner.
Maatregel 6. Zorg voor een geschikte vloer
Een geschikte vloer
* heeft een voldoende stroef oppervlak waardoor de medewerker goed kan afzetten en rollend materiaal makkelijk in beweging komt;
* is egaal en drempelvrij;
* is vlak en vrij van hellingen. Als er toch hellingen zijn dan moeten deze voldoende stroef, vast en stabiel zijn. De hellingshoek mag maximaal 5º bedragen.
Effect
Rijden over een egale, vlakke en drempelloze vloer vermindert de duw- en trekkrachten.
Maatregel 7. Hanteer de juiste duw- en trektechniek
Algemeen:
* Duwen is beter dan trekken;
* Duw aan de zijde van de zwenkwielen;
* Plaats je handen tussen heup en borsthoogte aan de duwbeugels;
* Breng de rolcontainer/kar rustig op gang. Dit kost minder kracht. Plaats eventueel één voet op het onderstel;
* Houd de rolcontainer/kar rijdende;
* Als je draait, loop dan zelf om het object heen en neem het in die beweging met je mee. Het object zal dan soepel om zijn as draaien.
Houding:
* Benut je lichaamsgewicht, met name bij zware karren. Ga iets naar voren hangen als je duwt en naar achteren als je trekt;
* Start met één voet voor de andere;
* Zorg voor een rechte rug;
* Duw óf trek de rolcontainer/kar zoveel mogelijk met twee handen (symmetrisch)
* Houd je armen licht gebogen (gebruik je biceps).
Dit artikel hoort bij de volgende categorieën: