RI&E en plan van aanpak over ongewenst gedrag

Arbowet artikel 3.2 (beleid ongewenst gedrag), arbobesluit 2.15 lid 1 (RI&E en plan van aanpak) en arbobesluit 2.15 lid 1 (verdiepend onderzoek)

Werkgevers zijn verplicht een beleid te voeren om ongewenst gedrag te voorkomen en, als dat niet mogelijk is, te beperken. Beleid omvat in ieder geval het uitvoeren van een Risico-inventarisatie en evaluatie, waarin ongewenst gedrag ook aan de orde komt. Daarin moet aandacht zijn voor de risico’s van ongewenst gedrag door eigen medewerkers en door derden. En op basis van die Risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) stelt u een plan van aanpak op. Daarin staat een overzicht van de maatregelen, wanneer ze gepland staan en wie daar verantwoordelijk voor is. Ook kijkt u minimaal één keer per jaar naar de voortgang van dat plan van aanpak en de effecten van de maatregelen. Wanneer blijkt dat maatregelen geen effect sorteren, dienen maatregelen aangepast te worden of andere maatregelen te worden opgenomen in het plan van aanpak.

Indien ongewenst gedrag een risico is, moet door middel van een verdiepend onderzoek expliciet gekeken worden naar ongewenst gedrag. Dit geldt zowel voor ongewenst gedrag tussen medewerkers, als door derden. Verdieping kan plaats vinden door:

  • Uit te vragen aan medewerkers in welke mate ze de verschillende vormen van ongewenst gedrag ervaren hebben. De vragen uit de Nederlandse enquête Arbeidsomstandigheden (zie bijlage Vragen uit de NEA over ongewenst gedrag) zijn daarbij goed te gebruiken.
  • Te kijken naar de registraties en rapportage van de vertrouwenspersoon.

Bij verdieping is het ook goed om te kijken bij welke functies/taken, momenten en locaties ongewenst gedrag voorkomt of kan komen.

Voor de contractcatering is een erkende branche-RI&E gemaakt die toegesneden is op de risico’s van de sector. U kunt deze zelfstandig en gratis uitvoeren. Heeft u minder dan 25 medewerkers in dienst dan hoeft u bij gebruik van de branche-RI&E deze niet te laten toetsen. Daarboven is toetsing door een gecertificeerde arbodienst of arbo-kerndeskundige nodig.

Tips:

  • Voer een RI&E uit wanneer er sprake is van veranderde omstandigheden, maar minimaal eens in de 3 à 5 jaar, en maak op basis daarvan een plan van aanpak. Betrek de preventiemedewerker en de arbodienst bij de uitvoering hiervan.
  • Voer een verdiepend onderzoek uit op ongewenst gedrag, om te beoordelen in welke mate ongewenst gedrag voorkomt. En kijk daarbij ook expliciet naar de functies/taken, locaties en waar nodig op welke momenten ongewenst gedrag is voorgekomen of kan voorkomen. Verwerk de resultaten hiervan in het plan van aanpak.
  • Overleg regelmatig en minimaal een keer per jaar over de voortgang van het plan van aanpak met de OR. Informeer tevens uw leidinggevenden en medewerkers over de voortgang. Gebruik indien mogelijk dat moment tevens om voorlichting te geven over ongewenst gedrag aan medewerkers en leidinggevenden.
  • Met de zelfinspectietool ongewenst gedrag van de Inspectie SZW kijkt u als werkgever naar uw eigen organisatie, zoals een inspecteur dat doet bij het beoordelen van uw beleid over ongewenst gedrag. Hier kunt u ook vinden hoe u ongewenst gedrag kunt signaleren.

Terug naar Aanpak ongewenst gedrag.

Dit artikel hoort bij de volgende categorieën:

Ook interessant: